Bij het goeiemorgenlied zaten Nellie en Cézar
niet op hun vertrouwde plaats.
Oei! Waar zouden ze zijn? Hebben ze zich verstopt misschien?
Op de tafel zagen de peuters een bobbel van allerlei doeken. Zouden ze
misschien daaronder zitten?
Eén voor één namen we de doeken weg en ja hoor, daar waren ze.
Eén voor één namen we de doeken weg en ja hoor, daar waren ze.
Ieder vriendje kreeg een doek en we keken waarvoor we dit doek konden
gebruiken.